Bij het stereotiepe beeld van de
boerderij
hoort de boven- en onderdeur.
Dit type
deur
kwam daar vroeger veel voor omdat het er heel praktisch was.
Wanneer je de bovendeur wijd openzette voor lucht en licht, kon
toch geen hond of kip het huis uit of in.
Maar ook in de stad was deze deur handig om te
luchten
zonder een al
te gemakkelijke inloop.
Bovendien kon je lekker relaxed over de onderdeur hangen om alles in de gaten te houden en met de
voorbijgangers te babbelen, zonder je huis te verlaten.
Bij eenvoudige woningen bleef deze deur langer in de mode dan bij die van de gegoede burgerij.
In
hofjes
bleven vele voorbeelden tot op de dag van vandaag bewaard.
Bij de traditionele architectuur van de
Delftse School
werd de
boven- en onderdeur soms opnieuw toegepast.
De bovendeur heeft twee gehengen en de onderdeur ook. Beide draaien naar binnen.
De bovendeur sluit aan de binnenzijde tegen de onderdeur,
die dus niet alleen geopend kan worden. Het
slot
van de bovendeur sluit dus beide delen ineens.
De onderdeur moet om aan de bovendeur
gekoppeld worden om beide samen als een gewone deur te laten functioneren.
Tekst: Jean Penders (05-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders